Een landbouwer stelde beroep in tegen de toekenning van de betalingsrechten in 2015. Hij had in totaal 50,39 ha grond opgegeven, maar de RVO had slechts een oppervlakte van 50,18 ha vastgesteld. De landbouwer stelde dat de RVO de resultaten van het door hem overlegde GPS-rapport had moeten overnemen.
De resultaten van een GPS-meting worden volgens de RVO om verschillende redenen nooit zonder meer overgenomen. Zo kan een GPS-meting niet-subsidiabele oppervlakte bevatten.
De RVO controleert de aangevraagde landbouwpercelen met zogenaamde referentiepercelen op basis van kaarten en luchtfoto’s Sinds 2015 hanteert de RVO sinds 2015 bij het maken van deze referentiepercelen een marge van maximaal 2%, rekening houdend met de omtrek en conditie van het referentieperceel.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven was het eens met de uitleg van de RVO dat bij kleine veranderingen binnen de marge het referentieperceel niet aangepast hoeft te worden en uitgegaan mag worden van de juistheid van de oppervlakte van het referentieperceel.
In dit geval waren de verschillen in oppervlakte per perceel 0,01 tot 0,05 ha groot en overstegen deze de 2%-marge niet. Het college oordeelde daarom dat de RVO terecht was uitgegaan van de oppervlakte van de referentiepercelen en had afgezien van een nadere beoordeling van de verschillen tussen de opgegeven en geconstateerde oppervlaktes.
Aanvulling redactie
Een bittere pil voor de landbouwer: een flink bedrag betaald voor de GPS-meting, terwijl het uiteindelijke resultaat nihil is.
Het bedrijf dat de GPS-meting had uitgevoerd meldt op haar website dat de gemiddelde toename van de grondoppervlakte 2% bedraagt, Deze toename zal dus voor een groot deel binnen de 2%-marge vallen en niet leiden tot een grotere subsidiabele oppervlakte.