Melkveebedrijven mogen de mestproductie ook berekenen op basis van de Bedrijfs Specifeke Excretie (BEX). Op veel melkbedrijven zijn ook andere graasdieren aanwezig (bijvoorbeeld schapen, zoogkoeien of rosékalveren). Hiervoor zijn correctiefactoren in de BEX-berekening opgenomen, die de geschatte voeropname van de overige graasdieren eruit rekenen. Bij een groot aantal overige graasdieren wordt de BEX-berekening echter onnauwkeurig. Daarom mag BEX alleen worden toegepast als de forfaitaire fosfaatproductie van het melkvee (melkkoeien en jongvee) groter is dan 75% van de totale fosfaatproductie.
Indien de fosfaatproductie van het melkvee kleiner is dan 75% mag BEX alleen toegepast worden als voor de diercategorieën melkvee de voerstromen (dus ook de voeropslagen) administratief en aantoonbaar gescheiden zijn van die voor de andere categorieën graasdieren op het bedrijf. Wordt bijvoorbeeld maïs gevoerd aan zowel het melkvee als de rosékalveren, dan moeten hiervoor aparte kuilen aangelegd worden.
Indien men naast het melkvee ook staldieren houdt, zullen de voerstromen ook volledig gescheiden gehouden moeten worden. Praktisch gezien zal dit alleen van toepassing zijn, indien er ook ruwvoer aan de staldieren wordt gevoerd.